donderdag 25 januari 2018

Zijn Jonathan en David naïef of goedgelovig?

De zwager van de nieuwe koning - VI

Toen zwoer David verder en zeide: Uw vader weet zeer wel, dat ik genade in uw ogen gevonden heb; daarom heeft hij gezegd: Dat Jónathan dit niet wete, opdat hij zich niet bekommere. En zekerlijk, zo waarachtig als de HEERE leeft en uw ziel leeft, er is maar als één schrede tussen mij en tussen den dood.
1 Samuël 20 : 3


Profeteren of niet, de Geest van God of niet… David neemt het zekere voor het onzekere. Als Saul in de extase van een overgeestelijke bui zich van zijn koninklijke kleed heeft ontdaan, vlucht David de stad uit. In de hoop dat Saul voorlopig even niet op andere gedachten wordt gebracht. Hij loopt zo snel hij kan naar Gibea, waar Sauls paleis is en waar hij Jonathan vermoed. De trouwste handlangers zijn aan het profeteren in Rama, dus het grootste gevaar is daar weg.
Je zou verwachten dat er in de Bijbel stond: “Toen vluchtte David van Najoth bij Rama, en hij kwam weer terug bij zijn vrouw Michal…” Maar zij is niet het doel van zijn reis. Hij zoekt Jonathan op! Hoe zal híj zich al die tijd hebben gevoeld? Heeft hij gebeden om bescherming van David door God? Mag je daar van uitgaan? Ik denk het wel.
Jonathan heeft al die tijd niets kunnen doen. Zijn vader heeft soldaten naar Rama gestuurd. De orders moeten hebben geklonken in het paleis, de trawanten moeten geïnstrueerd en bewapend op pad zijn gestuurd, terwijl Jonathan het heeft zien gebeuren…
Ook Michal moet angstige moment hebben doorgemaakt. Ze kende haar geliefde man, maar of ze de God van haar man kende is maar zeer de vraag. Rekende ze met de HEERE? Toen ze David wilde ‘vermommen’ had ze het eerste een afgodsbeeld, een terafim, gepakt. Haar vader had haar ziedend ter verantwoording geroepen, maar het antwoord dat zij haar vader gaf was even onthutsend. Ze had een leugen over David verteld en zijn imago geschaad. En gek genoeg had Saul er genoegen mee genomen. Vervolgens waren driemaal groepen soldaten naar Rama gestuurd. Dat nodigde niet uit tot geruststellende gedachten voor haar!
David trotseert het risico dat hij wordt gearresteerd door de bewakers. Vind je niet niet opmerkelijk dat hij het paleis wordt binnengelaten, zonder dat iemand hem aanspreekt of tegenhoudt? Hij beent direct door naar Jonathan, die volgens de Kanttekening ‘stadhouder’ – zeg maar de tijdelijk plaatsvervanger van zijn vader is – zolang die buiten Gibea is.
“Wat heb ik gedaan, wat is mijn misdaad, en wat is mijn zonde voor het aangezicht uws vaders, dat hij mijn ziel zoekt?” Zou David het echt niet weten? Ik kan het me na al die hoofdstukken niet indenken. Maar ja… ik heb een Bijbel en David leefde live in de geschiedenis. Had hij het vermogen om dingen op een rijtje te zetten en lijnen en structuren te ontdekken? Had Jonathan dat? Nou, dat viel me wel tegen!
Jonathan reageert op het naïeve af: “Hij daarentegen zeide tot hem (David): Dat zij verre, gij zult niet sterven. Zie, mijn vader doet geen grote zaak, en geen kleine zaak, die hij voor mijn oor niet openbaart; waarom zou dan mijn vader deze zaak van mij verbergen? Dat is niet.” Dus is de conclusie van Jonathan: er is niets speciaals in de handelingen van mijn vader. Geen verborgen bedoelingen om jou uit de weg te ruimen. Dat is raar! Want Jonathan wist het toch wel? Hij had David toch al eerder gewaarschuwd? Kan het zijn dat je als kind dit bij je ouders niet voor mogelijk wil houden en het daarom ontkent? Wat is het?
Maar David is niet snel tevreden gesteld. Hij voelt haarfijn aan dat er maar íets hoeft te gebeuren of hij gaat eraan. Hij noemt het ‘een schrede tussen mij en de dood’. Dat Jonathan zegt niets te weten, dat kan hij simpel verklaren: je vader weet het! Hij weet dat wij meer zijn dan alleen legeraanvoerders onder zijn bewind. Meer dan alleen twee zwagers. Hij weet dat we vrienden voor het leven zijn!
“Jonathan, dat jij niets weet verklaart niets! Als je vader ook maar iets vermoed, dan zal hij jou omzeilen met zijn plannen. Hij zal je niet willen vermoeien… Maar meer nog: hij zal je bewust onkundig houden, zodat je mij niet kunt inlichten om mij te laten ontsnappen! Dat is het! Zeker weten!”
Nou, David zegt het eigenlijk nog een beetje liever. Hij schetst het alsof Saul zijn zoon Jonathan zou willen ontzien, om hem geen onnodig verdriet aan te doen: “Dat Jonathan dit niet wete, opdat hij zich niet ­bekommere…” Het is de vraag of David dit zegt om Jonathan te sparen (en zijn vader bewust niet in een kwaad daglicht te stellen), of dat hij écht gelooft in de mogelijkheid dat Saul het ten diepste wel goed meent.
Is dit ten diepste de houding van een gelovige? Uitgaan van het goede van iemands bedoelingen? Iets in mij zegt dat je dan naïef denkt. Maar heb ik het bij het juiste eind? Of is dit wat God van ons vraagt?
Laten we dit voorop stellen. David begint niet met grootse beschuldigingen of verdachtmakingen. Hij wil feiten weten, alvorens hij handelt. “Gij zult geen vals getuigenis geven…” Is het fout om vragen te stellen? Nee. Is het fout om vragen te stellen die veronderstellen dat iemand kwade bedoelingen heeft? Of mag je alleen vragen stellen die zoeken binnen de grenzen van positieve bedoelingen? Dus moet ik actief op zoek zijn naar iemands positieve bedoelingen, zonder die op voorhand in twijfel te trekken? Hoe diep gaat etische oprechtheid en gerechtigheid? Moet je daar jurist voor zijn? Of gewoon transparant christen? David vermoed toch ook het kwaad? Mijn intuïtie heeft een hekel aan naïviteit. Maar is mijn intuïtie van na Genesis 3 nog zuiver?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten