woensdag 31 januari 2018

Vrienden voor het leven... en ver daar voorbij


De vriend van de gezalfde - II

Toen zeide Jónathan tot David: Kom, laat ons toch uitgaan in het veld. En die beiden gingen uit in het veld.
1 Samuël 20 : 11


Er volgen een aantal vreemde verzen, die wat merkwaardig op ons overkomen. Bijvoorbeeld dit vers. Waarom zegt Jonathan dit? David had een vraag gesteld, maar Jonathan lijkt die te ontwijken. “Ja, lekker! Hoe zal ik te weten komen dat je vader je wat dreigends als antwoord zal geven? Denk even na, Jonathan: je vader zal je beletten naar buiten te vluchten om het mij te verklappen! Nee, dat is geen complot­theorie, maar gewoon nuchter nadenken. Denk even na over de gevolgen en stel je plan bij!”
Jonathan geeft geen antwoord, maar trekt David aan zijn mouw. Even tussendoor: waar stonden ze op dát moment? Achter een schuurtje bij het paleis? Of in een donkere hoek van de paleisstal, met de deur op een kier, zodat David elk moment kon wegspurten? Geen idee, maar wellicht zo iets. Want nu stelt Jonathan voor om naar het veld te gaan. Het veld. Daar had David eerder verborgen gezeten, weet je nog? “…de plaats waar gij u verborgen hadt ten dage dezer handeling…” (1 Sam. 20 : 19, met een verwijzing naar 1 Sam. 19 : 2).

Wat me ook opviel was die dubbeling: “Die beiden gingen uit…” Een tijd geleden maakte ik een bijbelstudie over Abraham en Izak die de berg opgingen voor het aanstaande offer: “en zij beiden gingen samen.” (Gen. 22). Het staat daar zelfs tweemaal in één hoofdstuk! Twee individuele geesten, die er geheel verschillend ‘in staan’, maar wel toelopen naar een moment van eenheid. Daar was het ‘beiden samen’, hier is het ‘die beiden’. Het lijkt een lading te hebben. Welke?
En dan het gegeven dat ze naar het veld gingen. Natuurlijk een bekende plek, die gemarkeerd wordt door een steen met de naam ‘Ezel’, waarover we laten nog verder zullen denken. Maar dat ‘in het veld gaan’ heeft ook iets geladens! In Genesis 4 zie ik eveneens twee mannen ‘in het veld’ gaan; met dodelijk afloop! Zal het niet door David zijn heengegaan? Mogelijk. Maar ook zie ik Izak in Genesis 24 in het veld: “…om te bidden in het veld.” En twee verzen verderop komt zijn toekomstige vrouw eraan en vraagt aan Eliëzer: “Wie is die man, die ons in het veld tegemoet wandelt?” ‘In het veld’ heeft iets intiems, maar altijd weer met een randje ‘verbond’ erbij. Daar komt het erop aan wat we doen met Gods verbond. Kaïn en Abel… Abraham en Izak… Izaäk en Rebekka… maar ook Jonathan en David.
Het veld. Ik houd ervan om over de velden buiten de stad het gewicht van de ruimte te ervaren. Het drukt als het ware op je en geeft je tegelijk een enorme vrijheid. Daar is er niets meer dat tussen jou en God in staat. Daar loop je voor Zijn aangezicht en ben je je bewust van Zijn blik op je. Hij weet het al lang, maar hij wil het van je horen. En rustig ook zonder woorden… maar open en eerlijk.

Terug naar Jonathan en David. Daar in het veld konden ze vrijuit spreken. Ik citeer even de Basisbijbel:
Toen vroeg David Jonatan: “Wie zal het me komen vertellen als je vader kwaad wordt?” 11 Jonatan antwoordde: “Kom mee naar buiten, het veld in.” Ze liepen samen het veld in. 12 Daar antwoordde Jonatan: “Ik zweer bij de Heer, de God van Israël: morgen of overmorgen zal ik rond deze tijd naar mijn vader gaan. Dan zal ik bij hem uitzoeken, hoe hij over je denkt. Als ik een goed bericht voor je heb, zal ik je een boodschap sturen en het je in het geheim laten weten. 13 De Heer mag mij straffen als ik me niet houd aan wat ik zeg. Als mijn vader van plan is je te doden, zal ik het je laten weten. Ik zal je laten gaan, zodat je veilig kan vertrekken. Ik wens je toe dat de Heer met je zal zijn, zoals Hij met mijn vader is geweest. 14 Ik weet dat jij met de Heer leeft. Daarom vertrouw ik er op dat je me niet zal doden als ik nog in leven ben als jij koning wordt. 15 En ook dat je goed zal zijn voor mijn kinderen wanneer de Heer al je vijanden heeft vernietigd.” 16 Toen sloot Jonatan een verbond met David en zei: “Ik hoop dat de Heer over je vijanden zal oordelen.” 17 En Jonatan liet David het opnieuw zweren. Want David was zijn allerbeste vriend en hij hield heel veel van hem.

“Als jij koning wordt…” Jonathan wist het! Had David het hem eerder toevertrouwd? Jonathan maakt gebruik van zijn verbond met David en vertrouwt erop dat hun vriendschap het gevreesde aanstaande dal kan doorstaan. Maar hij houdt er zelfs nog rekening mee dat hijzelf het niet zal overleven: “…als ik nog in leven ben…” Hij beveelt zelfs zijn kinderen aan de zorg van David aan. En dat aspect moeten we goed onthouden! Want David onthoudt dat ook goed!

Zie je de omslag in vertrouwen? David wilde zekerheid bij zijn vriend, maar nu vraagt die vriend juist zekerheid bij David. Die laatste zin is wel lief, maar erg zwak. De SV vertaalt het met: “…want hij had hem lief met de liefde zijner ziel.” Zielsverbondenheid. Dat gaat diep. Later (vers 23) zal Jonathan zeggen: “En aangaande de zaak, waarvan ik en gij gesproken hebben, zie, de HEERE zij tussen mij en tussen u, tot in eeuwigheid!” Ze hadden een eeuwige beloften aan elkaar gegeven en de nakoming van die belofte is voor Gods aangezicht genomen. Dus zijn ze er beiden aan gehouden. Maar zou het ook niet zo zijn dat de HEERE voor eeuwig ‘het cement’ van hun vriendschap zal zijn? Wauw! Dat is me een vriendschap voor het leven… en ver daar voorbij!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten